Muziek spreekt maar één taal
De Poolse violist, altviolist en orkestleider Tomasz Wabnic maakt furore met zijn Morphing Chamber Orchestra. Met groot gemak speelt hij met zijn flexibele ensemble zowel Bach als Schönberg en zowel Mozart als Pärt. “Vandaar ook de term ‘Morphing’ in de naam van het orkest”, verklaart hij het wezen van zijn werk. “Als je genoeg liefde voor de muziek hebt, kun je alles spelen. Dan is stijl of genre een kwestie van dialect.”
Tekst: Paul Janssen, foto: Stefan Panfili
Tomasz Wabnic verzamelt grote namen uit de muziekwereld om zich heen alsof het niets is. Toen de Poolse violist in 2006 zijn Morphing Chamber Orchestra oprichtte, werkte hij tijdens het eerste concert meteen samen met de Amerikaanse stemkunstenaar en jazzzanger Bobby McFerrin (Don’t Worry, Be Happy). “Het doel van het Morphing Chamber Orchestra is om de hoogste kwaliteit na te streven. Misschien daardoor klikte het meteen met McFerrin. Er was direct een synergie, inge geven door ons enthousiasme en de wederzijdse liefde voor muziek in het algemeen.” Het klinkt simpel en het werkte, want al snel meldden ook countertenor Andreas Scholl, sopraan Aleksandra Kurzak, componist Arvo Pärt en onlangs nog tenor Roberto Alagna zich maar wat graag bij het flexibele orkest, dat zijn standplaats in Wenen heeft. “Het feit dat we het liefst zonder dirigent spelen, zal ook helpen”, zegt Wabnic bescheiden. “De solisten voelen een veel diepere band met de leden van het orkest als er geen dirigent voor staat. Dat stelt ze op hun gemak en geeft een behoorlijke artistieke vrijheid. Een mooi voorbeeld is het album Mozart Concertante met Kurzak, dat we in 2021 uitbrachten. In de Sinfonia concertante leidden concertmeester Yuuki Wong en ik als altviolist het orkest en in de Mozart aria’s leidde Kurzak. Ze was volledig geïntegreerd als onderdeel van het ensemble en dat maakt de uitwisse ling met solisten zo geweldig. Zij krijgen de vrijheid en wij leren ondertussen ontzettend veel van hen.”
Melodielijnen bevrijden
Wabnic begon ooit als violist, maar heeft bij het Morphing Chamber Orchestra meestal de altviool in handen. “Ik begon op mijn vierde met vioolspelen en pakte de altviool pas op toen ik de twintig al was gepas seerd. Dat ik vooral altviool speel, is meer een combi natie van omstandigheden dan een absolute voorkeur. Ik houd van alle strijkinstrumenten, zolang het spel maar recht uit het hart komt.” In elk geval werd zijn enthou siasme voor de strijkinstrumenten ooit aangewakkerd doordat hij Itzhak Perlman op tv zag. En door zijn grootvader, die in het orkest van Lviv in Oekraïne speelde. “Zijn viool belandde uiteindelijk bij ons in de kledingkast, een plek waar ik niet bij kon. Dus speelde ik ‘viool’ met twee stokken en zong ik wat ik ‘speelde’. Mijn moeder dacht het thuis rustiger te krijgen door mij naar muzieklessen op de kleuterschool te brengen, maar ik ben nooit meer opgehouden.” Dat hij uiteindelijk mede voor de altviool koos, heeft ook alles met het leiden van zijn orkesten te maken. “Het is heerlijk om samen muziek te maken en ondertussen het ensemble te leiden met de altviool. Door als altviolist deel uit te maken van de groep, resoneert het hele orkest in mij. Van daaruit kan ik direct reageren en impulsen in een bepaalde richting geven. De altviool is doorgaans niet de hoofdstem, dus die positie stelt mij in staat om de hoofd lijnen te ondersteunen en de melodielijnen werkelijk te bevrijden. Het werkt natuurlijk ook omdat we met de kern al zeventien jaar samenspelen en er een enorm wederzijds vertrouwen is tussen mij, de concertmeester en de aanvoerders van de verschillende secties.”
Het volledige interview met Morphing Chamber Orchestra lezen? Dat kan in Luister 771.