Gemakkelijk is het niet, maar wel uitdagend: het zingen van een polykorale mis voor zestien individuele stemmen. Met zijn Ensemble Correspondances waagt dirigent Sébastien Daucé zich aan de enige zestienstemmige mis uit de Franse geschiedenis: Messe à quatre choeurs (1671) van Charpentier. “Het effect moet ongelooflijk zijn geweest als je op zondag in de kerk zat, omringd door meerdere koren en orgels”, mijmert Daucé. “Net een droom.”
Op vijftienjarige leeftijd raakte Sébastien Daucé in de ban van de sierlijke Franse barokmuziek uit de zeventiende eeuw. “Die sprak me aan op een heel intense manier.” Sindsdien liet deze muziek hem niet meer los en heeft hij – samen met zijn Ensemble Correspondances, dat hij oprichtte met medestudenten aan het conservatorium van Lyon – al heel wat pareltjes uit de Franse barok op cd uitgebracht. Daucé, die naast dirigent, organist en klavecinist ook musicoloog is, duikt graag in de archieven, op zoek naar onbekend repertoire. “Ik vind het natuurlijk geweldig om muziek uit te voeren, maar ik sta ook graag aan het begin van een nieuw project”, vertelt hij, en dat begint met het doorspitten van oude bladmuziek. “Als we eenmaal beginnen met de repetities, moet ik heel efficiënt te werk gaan en goed voorbereid zijn. Maar als ik onderzoek doe, maakt het niet uit als ik tijd verlies. Het is een heel andere manier van bezig zijn met muziek, een die ik heel interessant vind.”
Breed palet
Voor zijn nieuwste cd besloot Daucé de Romereis van zijn favoriete componist Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) te reconstrueren. Het was in die tijd heel zeldzaam dat componisten afreisden naar Italië om muzikale inspiratie op te doen. “Toen de Zonnekoning, Lodewijk XIV, aan de macht kwam, werd het in Frankrijk gangbaar om de eigen kunst en cultuur superieur te achten. ‘Wij zijn de beste, wij hebben de mooiste kunst, dus waarom zou je naar Italië gaan?’ Dat was de teneur.” Daucé lacht. “Een eigenaardige manier van denken, die heeft veroorzaakt dat de Italiaanse stijl in Frankrijk heel impopulair was. Het is bekend dat Charpentier er zijn leven lang van beschuldigd werd dat hij ‘van de Italiaanse zijde’ was. In necrologieën na zijn dood in 1704 kun je lezen dat critici hem een grote componist noemden die mooie muziek schreef, maar dat zijn werk vervuild zou zijn door Italiaanse elementen.”
De Franse barok staat erom bekend ingetogen en elegant te zijn, zonder al te uitbundige emoties of complexe kunstgrepen. Het moet voor Charpentier, die als twintigjarige naar Italië afreisde, dan ook overweldigend zijn geweest om in aanraking te komen met de extravagante, dramatische motetten en koralen van de grote meesters uit Bologna, Venetië, Cremona en zijn eindbestemming Rome. “Dit album is geen wetenschappelijk onderzoek”, haast Daucé zich te melden. “Ik ben uitgegaan van de bekende feiten, namelijk dat Charpentier naar Rome reisde en dat er in die tijd twee mogelijke routes bestonden. Van daaruit heb ik geprobeerd om me te verplaatsen in een twintigjarige muziekliefhebber uit die tijd. Welke steden zou je onderweg absoluut willen bezoeken? En wat was er in die steden rond 1665 zoal te horen in de kerken en theaters?” Daucé kwam een breed palet aan composities tegen, veel meer dan hij op één cd kon plaatsen. “Alleen al de Sint-Petroniusbasiliek in Bologna leverde vijftien à twintig motetten op, waarvan ik er één heb moeten kiezen. Maar wie weet kan ik ze later nog eens voor een ander project gebruiken.”
Verpletterende indruk
Het is onbekend om welke reden Charpentier eigenlijk naar Rome reisde. Mogelijk werd hij daartoe aangemoedigd door gravin De Guise, bij wie hij vlak na zijn reis in dienst trad als privécomponist en die tijdens haar jeugdjaren in Florence een grote voorliefde voor Italiaanse muziek ontwikkeld had. “Maar het is ook mogelijk dat Charpentier, die een jaar rechten in Parijs heeft gestudeerd, naar Rome ging om als secretaris voor een Franse ambassadeur of kardinaal te werken”, vertelt Daucé. “Deze hypothese sluit aan bij het gevoel dat ik kreeg toen ik Charpentiers vroegst overgeleverde muziek bestudeerde, die stamt uit de tijd vlak na zijn thuiskomst uit Rome. Het is onmiskenbaar de muziek van een genie, maar ook van iemand die pas op latere leeftijd is begonnen muziek te studeren en die geen regulier muziekonderwijs heeft gevolgd.” Of Charpentier nu naar Rome reisde als componist, secretaris of – zoals sommigen beweren – beginnende kunstschilder, zijn latere muziek verraadt dat hij onder de indruk raakte van de polykorale missen die destijds in Rome in de mode waren.
“Als je, zoals hij, gewend was aan de muziek in de Franse kerken, met een relatief klein koor, en je woont in Rome een mis bij met wel twaalf afzonderlijke koren en orgels, die in verschillende hoeken van de kerk stonden opgesteld, dan moet dat een verpletterende indruk maken.” Daucé laat op zijn cd twee van zulke polykorale Romeinse missen horen, waaronder de zestienstemmige Missa ‘Mirabiles elationes maris’ van Francesco Beretta. “Charpentier heeft Beretta’s mis eigenhandig gekopieerd en van commentaar voorzien”, aldus Daucé. “Het schrijven van zestienstemmige muziek is een heel technisch proces. Waarschijnlijk stelde het bestuderen van de partituren van anderen hem in staat om ook zelf een zestienstemmig werk te schrijven.” Het resultaat is zijn Messe à quatre choeurs, die Charpentier enkele jaren na thuiskomst uit Rome componeerde en waarmee Daucé zijn album afsluit. Het vormt de enige zestienstemmige mis uit de hele Franse muziekgeschiedenis.
Onverminderd actief
In de Messe à quatre choeurs heeft Charpentier echter niet letterlijk zijn Romeinse voorbeelden gekopieerd, meent Daucé. “In Beretta’s mis zijn de stempartijen soms heel vreemd. Want als hij bij de zestiende partij was aangeland, moest hij die stem iets anders laten doen dan de vijftien andere”, en dat kon soms iets gekunstelds krijgen. Charpentier ging pragmatischer te werk en liet vaak meerdere stemmen dezelfde melodielijn zingen, maar dan een octaaf hoger of lager, een verdubbeling van stemmen die de muzikale eenheid ten goede komt. “Voor het koor is het een mooie uitdaging om een polykorale mis te zingen, omdat iedere zanger iets anders doet en zich daarom onmisbaar voelt”, vertelt Daucé. “Wij hadden best veel tijd nodig om de stukken in te studeren. Daarom is het zo moeilijk om je voor te stellen dat zestienstemmige missen destijds soms zonder ook maar één repetitie werden uitgevoerd! Het klonk daardoor natuurlijk iets rommeliger, maar het effect was vast even indrukwekkend en intens.” Met een wrang lachje vervolgt hij: “Misschien wordt dat ook wel de toekomst voor hedendaagse musici, aangezien er steeds minder budget beschikbaar is voor repetities en bijzondere cd-opnames.”
Toch is Daucé met zijn Ensemble Correspondances ook in deze moeilijke periode onverminderd actief. Zo openden zij op 28 augustus 2020 het Festival Oude Muziek Utrecht met een livestream vanuit de historische abdij van Saintes. Ook staat er op 16 en 17 januari 2021 een Charpentier-weekend op de planning in het Muziekgebouw aan ’t IJ en TivoliVredenburg. Tijdens dat weekend zullen de Franse musici Charpentiers geëxalteerde motet Te Deum (bekend als de Eurovisietune) ten gehore brengen, maar ook muziek van zijn tijdgenoot Henry Du Mont, die in Maastricht geboren werd. Daucé: “Ik word blij van het vooruitzicht om Du Mont naar zijn thuisland terug te brengen, weliswaar met muziek die hij componeerde voor het Franse hof. Fingers crossed dat het door kan gaan!”
Paspoort Sébastien Daucé
Geboren: 1980, Rennes (Frankrijk)
Beroep: Klavecinist, organist, dirigent, musicoloog
Opleiding: Conservatoire National Supérieur de Musique de Lyon
Carrière: Oprichter van Ensemble Correspondances in Lyon (2009)
Prijzen: ECHO Award Best Young Conductor of the Year 2016. Diverse discografische onderscheidingen met Ensemble Correspondances
Album
Messe à quatre choeurs – Carnets de voyage d’Italie – Marc-Antoine Charpentier
Ensemble Correspondances o.l.v. Sébastien Daucé
Harmonia Mundi, HMM902640
Artikel uit Luister, december 2020. Tekst: Myrthe Meester. Foto: Diego Salamanca.