Veertiende blog van Liefde in tijden van corona
Met mijn moeder in de Eeuwige Stad, 1988

Blog 14: Een groeiend gemis

Op de elektrische fiets van mijn vader rijd ik door het dorp van mijn jeugd, op een warme dag in de laatste week van mei. Over het kruispunt waar mijn moeder is verongelukt, nu alweer anderhalf jaar geleden, langs het kerkhof waar haar urn ligt begraven en voorbij de vijftiende-eeuwse parochiekerk die hoog uittorent boven de dorpse laagbouw, een symbool van onveranderlijkheid in een almaar uitdijende gemeente. De aanblik van de kerktoren brengt bij mij altijd een stroom van herinneringen op gang. Sinds november 2018 zijn dat niet alleen gelukkige herinneringen.

Geen gelijke monniken, gelijke mondkappen

Ik koers richting een knipbeurt. Mijn quarantainecoupe moet nodig worden gekortwiekt. Nog steeds ga ik braaf naar de kapper die mij al knipt sinds mijn tienerjaren. Ik ben benieuwd wat ik zo meteen in zijn zaak aantref. Doordat de overheid de veiligheidsverantwoordelijkheid bij de kappers zelf legt, is er in deze branche dus geen sprake van gelijke monniken, gelijke mondkappen. In de steden zie je kapsalons die Tsjernobyl in herinnering roepen: astronautenpakken, lasmaskers, plastic schermen. Hier in het dorp godzijdank niets van dat alles. Niet eens een mondkapje. “Dan beslaat mijn bril”, zegt de Limburgse Samuel Barber droog. “En je wilt straks niet als Van Gogh naar huis.”

Een halfuur later sta ik weer buiten. Opgeruimd en fris, althans wat uiterlijk betreft. De volgende halte is de slijter. Vanavond eten we met z’n drieën: mijn vader, een dierbare familievriend en ik. Mijn zus kan helaas niet komen. Op het menu staat salade niçoise. Witte wijn dus, en rap een beetje. Voor me in de rij luistert een gezette vrouw aandachtig naar de verkoper. Die prijst een zakje kruiden aan waarmee je zelfs de meest basale bami omtovert tot een Aziatisch smakenfestival. “En daar hoort natuurlijk een leuke wijn bij”, zegt hij. O jee, daar gaan we, denk ik bij mezelf. Een leuke wijn. Precies daarom drink ik Rond & Soepel van de super. Ik twijfel of ik moet toeslaan: “Ik zoek een bijzonder nare wijn met een heel onsympathieke afdronk.” Maar iets in mij zegt me dat de verkoper dat niet zo’n leuk grapje vindt.

De opera-aria Vide cor meum is alles opslokkend mooi

Met twee flessen in de tas fiets ik naar mijn vader. Niet lang daarna belt de familievriend aan. Buiten op het terras eten we salade, drinken we wijn en praten we over van alles en nog wat, maar vooral over mijn moeder. Rouw mag dan roesten, het gemis groeit alleen maar. De familievriend weet er alles van, aangezien hij zes jaar geleden zijn vrouw is verloren. Rond een uur of tien wandel ik rustig en rozig naar de bushalte tegenover de bibliotheek, waar mijn moeder veertig jaar lang heeft gewerkt. Naast de bieb liggen de kapelanie, het kerkhof en de kerk. Mijn moeder is in kleine kring gecremeerd, maar voor alle neven en nichten, kennissen en dorpsgenoten hebben we vijf weken later een herdenkingsdienst in de kerk georganiseerd. Beide plechtigheden openden met de opera-aria Vide cor meum (Zie mijn hart) van de Ierse componist Patrick Cassidy (64), een stuk zo alles opslokkend mooi, zo troostrijk en engelachtig dat het paradijs binnen handbereik ligt. Het is gebaseerd op een sonnet van de Florentijnse taalvernieuwer en eminente geleerde Dante Alighieri, A ciascun’alma presa e gentil core uit La vita nuova, waarin hij de liefde belijdt voor zijn onbereikbare muze Beatrice.

Meteen na het overlijden van mijn moeder heeft mijn vader zich aangemeld als vrijwilliger voor de onderhoudsploeg van het kerkhof. Iedere dinsdagochtend komt de club van voornamelijk weduwnaars bij elkaar om te schoffelen en de planten water te geven. Maar ook op andere dagen is mijn vader minstens één keer per dag op het kerkhof te vinden, omdat hij daar voor zijn gevoel het dichtst bij zijn geliefde echtgenote is. Het duurt nog een aantal minuten voordat de bus komt. Ik steek de straat over, maak het poortje open en loop in een rechte lijn naar mijn moeders graf. Zelfs in het donker kan ik zien dat het er keurig bij ligt. Ik hurk en leg mijn hand op de steen. “Je moest eens weten hoe erg je wordt gemist”, fluister ik.

4.9/5 - (12 stemmen)
Facebook
Twitter

Laatste artikelen