De laatste maanden kan ik me er maar moeilijk toe zetten om een film te kijken, laat staan een serie. Eigenlijk gek, aangezien ik door de coronacrisis meer vrije tijd heb dan anders. Waarschijnlijk komt het door een combinatie van factoren: het mooie lenteweer, de rusteloosheid die deze pandemische periode met zich meebrengt en het aanbod van Netflix. Want laten we wel wezen: op een handjevol aardige nieuwe producties en oude klassiekers na is de streamingdienst toch vooral een vergaarbak van rotzooi uit de kruipruimte van de cinema. Ik wil niet weten hoeveel uren ik ben verloren aan series die uiteindelijk als een nachtkaars uitgingen. In die tijd had ik ook boeken kunnen lezen. Zoals The heart is a lonely hunter uit 1940, waaraan ik een paar dagen geleden ben begonnen. De debuutroman van het getroebleerde Amerikaanse wonderkind Carson McCullers blijkt opvallend relevant in deze tijd van raciale spanningen. Daarover meer in een volgende blog. Eerst wil ik het hebben over een ander getroebleerd wonderkind, eentje met wie het wél goed afloopt.
Het Russische zwaargewicht Rachmaninov slaat hem knock-out
De enige film die ik onlangs heb gezien, is het muziekdrama Shine uit 1996. Het vertelt het waargebeurde verhaal van de inmiddels 73-jarige Australische pianist David Helfgott. Al op jonge leeftijd komt zijn uitzonderlijke muzikale talent aan het daglicht. Zijn tirannieke vader, een Holocaustoverlever, dwingt hem om het uiterste uit zichzelf te halen, eerst met zweepslagen, later met Rachmaninovs Derde pianoconcert. ‘Rach 3’, zoals het concert sidderend van ontzag wordt genoemd, scheert over de toetsen als een Mach 3. Het is een emotionele snelkookpan van noten, die de potentie heeft om zelfs de meest vingervlugge virtuoos tot waanzin te drijven. Wat ook gebeurt. Op een prestigieus pianoconcours weet Helfgott het stuk weliswaar tot een goed einde te brengen, maar tijdens het applaus valt hij alsnog van zijn kruk. Het Russische zwaargewicht Rachmaninov, de bokser met handen als kolenschoppen, heeft de toch al geestelijk instabiele Australiër knock-out geslagen, met blijvende hersenschade als gevolg.
Na tien jaar van psychiatrische behandeling en elektroshocktherapie zien we Helfgott terug als een soort muzikale Rain man in een restaurant. Hij praat in zichzelf, manisch en onsamenhangend, en vertoont aanstootgevend gedrag. Maar zodra hij De vlucht van de hommel van Rimski-Korsakov begint te spelen, slaan alle gasten steil achterover. Zo ook zijn toekomstige echtgenote, die hem uiteindelijk helpt om zijn droom als internationale concertpianist te verwezenlijken.
Gekken die uit eigen gewin de wereld willen zien branden
Shine is geen voltreffer. De beweegredenen van de personages blijven schimmig en regisseur Scott Hicks springt nogal vrij met de feiten om. Toch heb ik genoten van de film, of beter gezegd: van de muziek in de film. ‘Rach 3’ mag dan het centrale stuk zijn, een personage op zich, de absolute glansrol is voor Nulla in mundo pax sincera van veelcomponist Vivaldi. Het majestueuze motet uit 1735, gecomponeerd voor sopraan, twee violen, altviool en basso continuo, deint als een gondel op de Venetiaanse golven. In zijn tijd als documentairemaker bij de NOS monteerde een muziekminnende vriend van mij het sierlijke prachtstuk onder de necrologie van prins Claus.
Genialiteit gaat altijd gepaard met een bepaalde vorm van gekte. Andersom is dat niet het geval: de meeste gekken zijn verre van geniaal. Het publiek ziet in Helfgott een halfgod, critici vinden hem een halvezool wiens uitvoeringen vooral shinen in bleekheid en technische imperfectie. Geniaal of niet, waren er maar meer gekken zoals hij: ongevaarlijk en aandoenlijk, dankbaar en gelukkig. Sinds de uitbraak van het coronavirus valt alleen nog maar meer op dat de gekken de dienst uitmaken, gekken die uit blinde ijdelheid of eigen gewin de wereld willen zien branden. “In deze wereld bestaat er geen eerlijke vrede”, luidt de eerste zin van Nulla in mundo. Iedere dag weer worden deze woorden bevestigd.