Anton Bruckner – De ongemakken van veelzijdigheid

De grootste fascinatie gaat uit van ambivalente figuren. Neem Anton Bruckner. Ook zonder zijn tweehonderdste geboortejaar is er aandacht voor zijn muziek. Maar net als in de afgelopen twee eeuwen zullen de reacties op zijn muziek dit jaar gemengd zijn. Zijn kwaliteit staat inmiddels buiten kijf, maar alleen sommige musici kunnen ongegeneerd zeggen dat ze zijn muziek begrijpen. Want alle anderen, zelfs de meest welwillende en taalvaardige, moeten zich behelpen met woorden. Met woorden komen de ongemakken.

Tekst: Emanuel Overbeeke, foto: Wikimedia Commons

Zou Anton Bruckner slechts begin veertig zijn geworden, dan had zijn reputatie er heel anders uitgezien. Hij werd in 1824 geboren in het Oostenrijkse Ansfelden, destijds een dorp in de buurt van Linz. Zijn vader was dorpsonderwijzer, wat inhield dat hij ook de muziek moest verzorgen tijdens de eredienst. Anton toonde al jong talent voor muziek, maar zijn omgeving betwijfelde of een carrière in de muziek wel zo verstandig was.

Daarom trad hij, hoewel hij muzieklessen had gevolgd, aanvankelijk in de sporen van zijn vader. Antons vaardigheden als organist en improvisator trokken snel de aandacht buiten zijn directe omgeving. Hij volgde lessen muziektheorie en al voor zijn twintigste ontstonden zijn eerste composities: overwegend korte religieuze werken voor kleine bezettingen.

Terwijl hij zijn taken in het dorp gewetensvol uitvoerde (vanaf 1845 werkte hij in het nabijgelegen Sankt Florian, vanaf 1856 in Linz), groeide zijn omgang met muziek. Daarbij manifesteerde zich meer en meer zijn dorpse persoonlijkheid, in zijn kleding, taalgebruik en omgang met anderen. Hij schoolde zich vergaand in vele vakken en bij het examen contrapunt verklaarde de docent dat niet Bruckner, maar de examinatoren examen moesten afleggen. Zijn reizen als organist werden talrijker en in 1868 waagde hij de overstap naar Wenen, waar hij docent muziektheorie werd.

Vreemde in Wenen

In Wenen zou hij wonen tot zijn dood in 1896, maar voor de Weners bleef hij in de kern een vreemdeling. Dat gevoel was wederzijds. Het onbegrip van de stedelingen beperkte zich niet tot de persoon. Zijn eerste symfonieën, ontstaan in de jaren zestig, konden steevast rekenen op negatieve recensies, als ze al werden uitgevoerd.

Niet alleen de muziek moest het ontgelden. De mensen begrepen niet de combinatie van enerzijds de simpele ziel in een regionale outfit die de stadse mores nooit helemaal vatte en anderzijds de complexe vormen van zijn symfonieën waarin de luisteraars weliswaar vertrouwde elementen ontdekten, maar opkeken van de onderlinge samenhang.

Die samenhang veranderde niet wezenlijk toen hij in Wenen meer symfonieën schreef en in de laatste decennia van zijn leven met zijn grootse orkestmuziek enige erkenning kreeg. Een eerste obstakel voor de toeschouwer was de wetenschap dat de componist zijn leven lang overtuigd katholiek was, terwijl de symfonieën weinig gemeen hebben met de religieuze muziek die hij voor zijn Eerste symfonie schreef en ook daarna zou schrijven. Zijn later geschreven drie missen zijn meer ingetogen. Zeker de Tweede. En ze hebben meer met zijn vroege religieuze werken

Wil je het complete dossier over Anton Bruckner lezen? Dat kan in Luister 779! Dit nummer ligt na 12 april 2024 in de winkel. 

 

5/5 - (3 stemmen)
Facebook
Twitter

Laatste artikelen