Gedichten en muziek liggen vaak dicht bij elkaar. Ook een gedicht heeft een metrum, een ritme, een intonatie, een ‘grondtoon’ en misschien zelfs wel een toonsoort. Niet voor niets is er een oneindige stroom gedichten op muziek gezet. Vooral vanaf de romantiek viel de keus vaak op teksten van grote dichters. Ook hebben vele dichters zich in poëtische termen uitgelaten over verschillende aspecten van muziek. De Sneak preview van Gautier Capuçon deed mij direct denken aan een prachtige lofzang van Rutger Kopland op de cello die verscheen in de bundel Wat water achterliet (Van Oorschot, 2004):
De stem van een cello
Waaraan het geluid van een cello doet denken
de cellist Widlund vertelde me dat
er in dit instrument iets huist – een stem
een al heel oude stem waarnaar je zoekt
als je speelt en die je herkent
als je haar vindt
misschien is het dat waarom ik moet denken
aan de oudste geluiden die ik ken, zoals
neuriën, zingen, kreunen, huilen
en ook aan de kleuren van een woud in de herfst
alsof je het heimwee hoort van de cello
naar zijn plek van herkomst