De Finse dirigent Klaus Mäkelä staat op het verlanglijstje van alle grote orkesten. Nog voor zijn dienstverband bij de Oslo Philharmonic was ingegaan, werd zijn contract al met vier seizoenen verlengd. Daarna wist het Orchestre de Paris hem te strikken als chef-dirigent en artistiek directeur.
Tekst: Ruud Meijer
Uit: Luister nummer 762
Wie bij het horen van de landsnaam Noorwegen aan mistige fjorden en eindeloze naaldbossen denkt, komt soms bedrogen uit. Kijkend naar de ingang van het hoofdkwartier van het Oslo Filharmoniske Orkester waan ik mij eerder op de Rotterdamse Westblaak: een brede doorgangsweg met middenberm, waar tussen de onpersoonlijke hoogbouw altijd een tochtige wind lijkt te waaien. De deur van Haakon VIIs gate 2 staart mij kil en ontmoedigend aan, maar ik volhard, omdat ik weet dat daarbinnen alles anders zal zijn. De op-en-top Britse uitdrukking don’t judge a book by its cover gaat ook hier weer op. Je wordt door Klaus Mäkelä en zijn staf ontvangen als ware het de terugkeer van een verloren zoon. Hoewel de jonge dirigent druk bezig is met het editen van zijn Sibelius-cyclus, maakt hij graag een uurtje vrij om over zijn wonderbaarlijke carrière te praten. Eerst is er de verontschuldiging voor het cancelen van zijn concert de vorige avond. Geheel onverwacht kwam de Noorse regering met nieuwe lockdownrestricties, waardoor het bijzondere concert in het gloednieuwe Munchmuseum plotseling niet kon doorgaan.
Indrukwekkende box
Daar zitten we dan. Omdat Mäkelä’s hoofd nog gonst van de Sibelius-klanken, zullen we daar maar mee beginnen. De waarom-vraag zou in dit verband op zijn zachtst gezegd een beetje mal zijn: musicus worden in Finland en niet in de ban van Sibelius raken, is onmogelijk. Het is een betovering die verdergaat dan nationalisme. Alles aan Sibelius, weet Mäkelä, is origineel. “De strijkers van een orkest speelden texturen die nog niet eerder door iemand waren bedacht. Wanneer je de partituur bekijkt, zie je dat niet zo een-twee-drie. Een orkest moet echt leren hoe het dat onderscheidende geluid kan produceren, om er een coherent geheel van te maken. Sibelius heeft de grammatica en structuur van orkestrale klassieke muziek opnieuw vormgegeven.” Aanvankelijk was het de bedoeling dat, bij wijze van inhuldiging, de eerste negen maanden van Mäkelä’s chef-dirigentschap (seizoen 2020-2021) op het podium gewijd zouden zijn aan de symfonieën van Sibelius. Helaas, ook toen gooiden de covidrestricties roet in het eten. Maar zoals ieder nadeel zijn voordeel heeft, is de héle klassieke wereld nu een indrukwekkende Sibelius-box rijker, want live concerteren werd verruild voor opnemen. Naast Sibelius-expert is Mäkelä echter ook dirigent extraordinair. Daar willen we het uiteraard ook over hebben.
Wat is het concept dirigeren volgens Klaus Mäkelä?
“Wat betreft techniek is dirigeren, als je het vergelijkt met het leren bespelen van een instrument, niet zo moeilijk. De maat slaan is erg makkelijk. Het leren van de partituur, begrijpen waar die om draait, is natuurlijk wél moeilijk. Voor zover je een partituur überhaupt helemaal kunt begrijpen. Je persoonlijkheid kun je niet veranderen, dus zit er niets anders op dan gewoon te zijn wie je bent.”
Laten we het hebben over de oude gevestigde orkesten. Zijn die niet bijna een persoon van vlees en bloed, met een eigen karakter en wil? Hoe benader je zo’n instituut? Dat is moeilijk voor iedere dirigent, maar misschien extra als je zo jong bent.
“Ik heb het geluk gehad dat ik nu al veel van de allergrootste orkesten heb mogen dirigeren. Eigenlijk liep dat altijd op rolletjes en was het heel inspirerend. Natuurlijk is een roemrijke geschiedenis een pluspunt, maar het is niet het verleden dat ervoor zorgt dat je geweldig bent. Verwaarloos een orkest en je ziet het prestige meteen dalen. De beroemde orkesten zijn bereid om te werken, om alles steeds maar weer te verbeteren. En ik ben er om hen zo mogelijk nog beter te laten klinken. Wanneer de bereidheid er is om samen iets speciaals te maken, dan is er geen probleem. Ik heb nog nooit te maken gehad met worstelingen of autoriteitsproblemen.”
Wat is de belangrijkste kwaliteit die een dirigent moet bezitten?
“Hij moet zich snel kunnen aanpassen. Als je altijd met dezelfde mal werkt, ben je gedoemd te mislukken. Verschillende mensen moet je verschillend behandelen. Vaak hoeven ze geen noot te spelen om te kunnen zien hoe zij erin staan. Hun houding, de energie die om hen heen hangt, daar is niets mystieks aan. Je voelt meteen hoe de zaken ervoor staan. Je moet goed aanvoelen wat je wel of niet tegen iemand zegt. En dan is er ook nog de manier waarop je iets zegt. Zeker als gastdirigent – wanneer je maar één of twee repetities hebt – moet je snel de juiste psychologische aanpak weten te vinden.”
Wanneer je met vier verschillende orkesten een Sibelius-symfonie uitvoert, klinken ze dan allemaal zoals Klaus Mäkelä wil dat ze klinken? Of klinkt ieder orkest toch voor een groot deel als zichzelf? Met andere woorden: hoeveel invloed heeft een dirigent eigenlijk?
“Ik denk dat het, zoals de Finnen altijd zeggen, fiftysixty is. Ik ben een dirigent die erg voor de klank gaat, voor hoe alles in elkaar overvloeit. Vooral de klank van de strijkers. Iedere dirigent creëert sowieso door de manier waarop hij dirigeert (Mäkelä maakt verschillende handbewegingen om zijn punt te maken, red.) een eigen geluid. Dan is er nog de aanwezigheid van de dirigent, wat hij uitstraalt. Een dirigent die altijd een verbazingwekkende sound uit een orkest weet te krijgen, is Myung-whun Chung. Waar hij ook dirigeert, die sound is er. Hij heeft ook zo’n uitstraling, zo’n persoonlijkheid, zo’n focus. Ik persoonlijk wil dat Sibelius als Sibelius klinkt. Dat wil zeggen: als mijn interpretatie van Sibelius. Ik streef natuurlijk zoveel mogelijk naar de sound die ik in mijn hoofd heb. Maar het zou dom zijn om het orkest tegennatuurlijke dingen te laten doen. Die werken immers nooit. Wanneer je chef-dirigent van een orkest bent, kun je wél proberen om het karakter van het orkest te veranderen. Hoewel, veranderen… Ik moet het anders zeggen: om iets nieuws te ontwikkelen. In dat geval mag je wel wat druk uitoefenen. Maar als gastdirigent? Nee. Als het Concertgebouworkest mij uitnodigt, zoek ik stukken uit die min of meer bij het karakter van dat orkest passen. Waarom dan iets proberen te spelen wat indruist tegen de persoonlijkheid van het orkest? Dan ga je nooit optimaal presteren. Ik ga aan het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks niet vragen om Jeux van Debussy te spelen. Dat doe ik wel met het Orchestre de Paris. Niet dat het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks dat niet zou kunnen – waarschijnlijk speelt het het stuk fantastisch –, maar daarmee voer ik dan toch liever Mahler uit. Natuurlijk is het allemaal niet zo zwart-wit. De grote orkesten zijn meestal enorm veelzijdig.”
Je staat nu voor de Oslo Philharmonic en het Orchestre de Paris. We zouden kunnen stellen dat je een echtgenote in Noorwegen hebt en een maîtresse in Frankrijk. Hoe zorg je ervoor dat ze allebei gelukkig zijn?
“Het is een kwestie van je tijd goed verdelen. Ik ga nu in twee orkesten evenveel tijd stoppen als ik in één orkest deed. Ik wilde mijn werk optimaliseren. Het is natuurlijk leuk om de wereld rond te reizen om met fijne orkesten te werken. Maar als je écht iets speciaals wilt bereiken, moet je week in, week uit met hetzelfde orkest kunnen werken. Bovendien kun je als gastdirigent lang niet alles doen wat je wilt. De artistiek directeur wil namelijk de leukste stukken voor zijn eigen dirigent houden. Orkesten worden wat repertoire betreft enorm beschermd. Dus toen Parijs mij vroeg, kon ik geen ‘nee’ zeggen. Dat orkest is totaal anders dan alle andere orkesten wereldwijd. Het heeft een totaal andere aanpak en geluid. Er zitten veel Fransen in die in Frankrijk studeerden. Je hoort de Franse school in het geluid, zoals je ook dat van een Duitse of Russische school kunt herkennen. In iedere school wordt het leren van een instrument op een andere manier benaderd.”
Ik wil de analogie van de echtgenote en maîtresse nog even doortrekken. Naast die vrouw en vriendin ben je ook nog eens veel onderweg en on the road kan van alles gebeuren. Ik weet bijvoorbeeld dat het Concertgebouworkest verliefd op je is geworden. En dat heeft geen chef-dirigent. Stel dat Amsterdam je ten huwelijk vraagt, zou dat voor jou een match made in heaven zijn?
“Eigenlijk heb ik nu al twee vrouwen, want ik zie Oslo en Parijs als twee gelijken, ook al kwam Oslo als eerste. Ik weet niet al te veel van religies of overtuigingen die meerdere vrouwen toestaan, maar ik heb mij gecommitteerd aan die twee orkesten. Artistieke verplichtingen, persoonlijke verplichtingen… Ik ben erg gelukkig dat ik bij die orkesten een ‘thuis’ heb gevonden, waar ik vrijelijk en met veel support mijn gang kan gaan. Ik kan er dus niet nóg een vrouw bij hebben, terwijl ik mij al gebonden heb aan twee andere vrouwen. Dat gezegd hebbende, ik hoop wel een lang leven in de muziek te leiden. Mijn grote voorbeeld is Herbert Blomstedt, die in de negentig is en nog werkt. En ja, ik ga heel veel met het Concertgebouworkest werken, want ik vind het echt, echt, echt een van de meest fascinerende orkesten op aarde. Maar nee, de ringen zijn nog niet uitgewisseld.”
N.v.d.r.: In juni 2022 werd bekendgemaakt dat Mäkelä vanaf 2027 de nieuwe chef-dirigent van het Koninklijk Orkestgebouwconcert wordt. Tot het zo ver is, neemt hij de rol van artistiek partner op zich.