J.S. BACH
Sonates voor viool en klavecimbel (BWV 1014, 1015, 1016, 1017, 1018, 1019, 1021, 1023).
Florian Deuter (viool), Philippe Grisvard (klavecimbel), Balázs Maté (cello).
Eloquentia 1131 • DDD-130’
Het blijft moeilijk om een goed evenwicht te vinden tussen wat gangbaar was in Bachs tijd en de ontwikkelingen daarna, waaruit ook de mogelijkheden van de moderne viool voortkomen. De waarheid, anno 2012, ligt ergens in het midden. Vooral violist Florian Deuter worstelt met wat kan en niet mag. Hij speelt integer, maar durft niet. Hij klinkt te bedeesd, houdt zich teveel in. Inhoudelijk ontstijgt hij het gemiddelde, maar hij blijft achter qua toon en expressie. Je hoort het aan de allereerste noot van de allereerste sonate, BWV 1014. Grisvard legt de loper uit, Deuter stapt er slechts op z’n tenen op, doet te weinig met de lange noot om de luisteraar de muziek in te trekken. Alsof hij zich niet durft over te geven aan de muziek. In de snelle delen klinkt Deuter losser, maar ook daarin zit een zekere gespannenheid, hij lijkt de hoge tempi maar net te kunnen bijbenen. Ontspannen luisteren zit er niet in. Deuter speelt teveel Bach en te weinig viool. Het klavecimbel klinkt zangerig en transparant. De klavecinist past zich goed aan, aan het net niet toereikende spel van de violist, maar kan de boel in zijn eentje niet trekken.
Marjolijn Sengers
Wilt u meer recensies lezen? Sluit dan hier een abonnement af en krijg automatisch toegang tot honderden andere recensies én voorgaande edities van Luister.