SCHUBERT
Schubert 1828 (werken voor piano en piano vierhandig)
Philippe Cassard, Cédric Pescia (piano)
La Dolce Vita LDV15 • DDD-78’
Uitvoering *** | Registratie ****
Het laatste jaar van Franz Schubert, 1828, was tevens zijn rijkste. Wat er in die elf maanden aan liederencycli, kamermuziek en pianomuziek is ontstaan, kent in de muziekgeschiedenis zijn weerga niet. Alsof Schubert wist dat elk moment zijn laatste uur zou kunnen slaan. Toen Beethoven zo oud was – 31 – had hij nog acht symfonieën te gaan en zoveel meer… Van de drie grote pianosonates speelt Cassard de middelste in A. Het eerste deel gaat wel erg snel en Cassard herhaalt ook niet alles. Volgens hem is het allemaal al intens genoeg en zo verrijst er evengoed een megabouwwerk van elf minuten. Akkoord, maar ik heb nu die geliefde, statige akkoorden aan het begin, die imponerende zuilen van de tempel, een paar keer te weinig gehoord. Adembenemend, het ‘Scherzo’ dat alles relativeert. Schijnbaar. Het is dansen met de moed der wanhoop. Een soortgelijke passage komt voor in de fraai gespeelde Fantasie voor 4 handen. Het Rondo en Allegro (beide ook voor 4 handen) zijn zo goed als onbekend. Misschien waren ze bedoeld voor dezelfde grote sonate die er nooit is gekomen. Veel in deze stukken klinkt vertrouwd, maar wat doet het ertoe. Alles van de late Schubert is zo hartverscheurend mooi.
Jurjen Vis
Wilt u meer recensies lezen? Sluit dan hier een abonnement af en krijg automatisch toegang tot honderden andere recensies én voorgaande edities van Luister.